Toegankelijkheid op het spoor: structurele achterstand door versnipperd beleid
De cijfers uit het antwoord op de parlementaire vraag (Niels Tas, Vooruit) dat in Het Nieuwsblad verscheen, laten er geen twijfel over bestaan: zeven op de tien Vlaamse stations zijn vandaag niet toegankelijk voor mensen met een beperking. Dit is niet alleen een flagrante schending van het recht op mobiliteit, het is ook het directe gevolg van een onwerkbare, versnipperde structuur bij het spoor en door opgelegde besparingen in het verleden – én de toekomst.
Toegankelijkheid is meer dan een technische ingreep. Het vergt investeringen, coördinatie, visie én verantwoordelijkheid. En precies daar knelt het schoentje. De NMBS is verantwoordelijk voor de dienstverlening, terwijl Infrabel instaat voor de ruwbouw en de perronhoogtes. Maar ook de politiek draagt verantwoordelijkheid: jarenlange besparingen en het bewust in stand houden van een operationeel versnipperde structuur maken doortastend beleid onmogelijk. Sterker nog, deze regering kiest ervoor om het spoor nog verder te fragmenteren.
De situatie in het station van Tielen, waar een paralympiër naar de rechtbank moest stappen om zijn basisrechten af te dwingen, is daarvan het pijnlijkste bewijs. Dat zou in een moderne publieke dienstverlening ondenkbaar moeten zijn.
ACOD Spoor trekt al jaren aan de alarmbel over de gevolgen van de structurele splitsing tussen NMBS, Infrabel en HR-Rail, de besparingen, en de impact hiervan op de reizigers. Die versnippering zorgt niet alleen voor een hogere werkdruk, hogere kosten en slechtere dienstverlening (verminderde stiptheid, afgeschafte treinen, minder stationspersoneel, manke operationele communicatie), maar ook voor een logge besluitvorming. Niemand weet nog wie waar verantwoordelijk voor is, en dus blijft toegankelijkheid in de praktijk een bijzaak.
Bovendien blijkt uit het investeringsplan (NMBS-Infrabel) dat pas tegen 2032 (!) 176 stations autonoom toegankelijk zullen zijn. Voor wie vandaag afhankelijk is van assistentie of aangepaste infrastructuur is dat simpelweg acht jaar te laat. En opnieuw zien we dat vooral kleinere stations – cruciaal voor de bereikbaarheid van landelijke gebieden – uit de boot vallen.
Toegankelijkheid is geen gunst, maar een grondrecht. Een spoorwegmaatschappij die zich publieke dienst noemt, moet daar zonder excuses werk van maken – met de volle steun van de overheid. Die steun moet er komen in middelen (structurele investeringen) én in gezond verstand (eenheid van aansturing en beleid, kortom: eenheid van commando!).
(Op het Vlaams congres van ACOD Spoor (8 maart 2024) heeft een rolstoelgebruiker haar eigen praktijkervaringen – en die van anderen – aan de militanten van ACOD Spoor toegelicht met een toespraak.)